Nadeelcompensatiegeschillen kunnen veel tijd in beslag nemen. Duurt het geschil onredelijk lang, dan kan de verzoeker om nadeelcompensatie aanspraak maken op immateriële schadevergoeding. Dit volgt uit art. 6 EVRM. immateriële schade wordt niet automatisch vergoed. Verzoeker is dus gehouden hiertoe een verzoek te doen. Niet van belang is of verzoeker tijdens de procedure heeft aangedrongen op spoedige besluitvorming. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016. Niet in geschil is dat de bezwaar- en beroepsprocedure onredelijk lang heeft geduurd. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de trage beslissing op bezwaar aan B&W van Leiderdorp is toe te rekenen. Nadat het einde van de periode waarop de afspraak tot opschorting van de besluitvorming op bezwaar betrekking had is verstreken, hebben de verzoekers om nadeelcompensatie geruime tijd laten verstrijken alvorens bij B&W van Leiderdorp te reclameren. Volgens de Afdeling is dit irrelevant. Daarbij verwijst zij naar een arrest van de Hoge Raad waaruit blijkt dat het al dan niet aandringen op spoedige besluitvorming geen vereiste is voor immateriële schadevergoeding. De gemeente Leiderdorp dient in totaal € 3.000 te betalen aan immateriële schadevergoeding (ABRvS 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2562).
In hoeverre mag de overheid de gedeclareerde deskundigenkosten matigen? (#nadeelcompensatie)28/9/2016
Bij toewijzing van het verzoek om nadeelcompensatie komen de redelijkerwijs gemaakte deskundigenkosten voor vergoeding in aanmerking. Acht de overheid het bedrag te hoog, dan is het bevoegd het bedrag te matigen. Althans tot op zekere hoogte. De uitspraak van de Afdeling van 21 september 2016 is hiervan een voorbeeld. Op advies van SAOZ matigen B&W van Apeldoor het door verzoeker om nadeelcompensatie in rekening gebrachte uurtarief. Niet in geschil is dat het inroepen van deskundige bijstand door Lengkeek voor het opstellen van reacties naar aanleiding van de door SAOZ uitgebrachte adviezen redelijk was. Evenmin is in geschil dat de door Lengkeek gedeclareerde uren in verhouding staan tot de werkzaamheden. Partijen zijn wel verdeeld over het uurtarief. Het in rekening gebrachte uurtarief ad 225 euro is op advies van SAOZ naar beneden gesteld. Verzoeker kan zich hiermee niet verenigen. De Afdeling gaat hierin mee. Een uurtarief van 175 euro acht de Afdeling in dit geval redelijk (ABRvS 21 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2528).
De fase waarin de rechtsbijstandskosten zijn gemaakt, zijn bepalend voor de hoogte van de vergoeding. Voor de in de bezwaarfase gemaakte kosten gelden de forfaitaire (vaste) bedragen als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze bedragen gelden niet voor de rechtsbijstandskosten die in het kader van de schadebepaling en dus voor de beslissing op het verzoek om nadeelcompensatie zijn gemaakt. Voor die kosten geldt een hogere vergoeding. Een gespecificeerde kostenopgave is van belang. Bij het ontbreken hiervan, loopt de verzoeker het risico dat de overheid voor beide fasen aansluit zoekt bij de forfaitaire en dus lagere bedragen. Een dergelijke handelwijze acht de Afdeling acceptabel (ABRvS 21 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2528).
Bospark Beekbergen B.V., eigenaar van een vakantiepark in Beekbergen, ontvangt 6 ton euro aan nadeelcompensatie wegens een aangescherpte beleidsregel. Ook de door Bospark gemaakte advieskosten (rechtsbijstand en financiële bijstand) worden vergoed (ABRvS 21 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2528).
Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Afdeling inzake Audio Design B.V. De exploitant van de winkel in audio afspeelapparatuur te Utrecht is wegens de aanleg van de HOV-baan verslechterd bereikbaar. De schade in het eerste schadejaar blijft onder de 15% omzetdrempel. Dit geldt niet voor de schade in het tweede en het derde schadejaar. Die schades worden dan ook vergoed. Niet te volgen is waarom de gemeente Utrecht de 15% omzetdrempel in het tweede jaar niet heeft bijgesteld, dit in tegenstelling tot het derde jaar. Voor het derde jaar past de gemeente Utrecht namelijk een veel lagere drempel van 5% toe. Het had op zijn minst in de rede gelegen die drempel ook toe te passen voor het tweede jaar.
Dit kan het beste worden toegelicht aan een voorbeeld. Stel, een weg wordt gereconstrueerd en in dat kader wordt de weg volledig afgesloten. Het nabij gelegen tuincentrum lijdt forse schade en verzoekt B&W om nadeelcompensatie. De reconstructie is op zichzelf normaal en dus niet bijzonder. Het staat B&W vrij te kiezen voor de drempel. Dit is anders als de reconstructie niet of niet tijdig is aangekondigd. Dan liggen de kaarten anders en mag B&W de drempel niet gebruiken. Dat is de les die we kunnen leren uit de Hollandse Brug. De Afdeling heeft hierin bepaald dat de drempel alleen geschikt is bij reguliere werkzaamheden. Doen zich bijzondere aspecten voor, dan ligt de kortingsmethode in de rede, aldus de Afdeling.
Omzetschade en geen bezwaar gemaakt tegen verleende standplaatsvergunning (#nadeelcompensatie)12/9/2016
Een Friese kaashandel lijdt omzetschade door een aan een derde verleende standplaatsvergunning. De standplaatsvergunning blijkt in strijd met de Standplaatsverordening Sneek te zijn verleend. Die verordening schrijft namelijk voor dat slechts één standplaats voor de verkoop van zuivelproducten mag worden verleend. Terwijl de Friese kaashandel al een standplaatsvergunning had. De Friese kaashandel verzoekt de overheid om een financiële tegemoetkoming (nadeelcompensatie). Het blijkt dat de Friese kaashandel geen bezwaar heeft gemaakt tegen de ten onrechte extra verleende vergunning. Daarmee staat juridisch vast dat de vergunning rechtmatig is verleend. Het verzoek wordt dan ook afgewezen. Mede omdat de Friese kaashandel niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij onevenredig zwaar is getroffen. De ondernemer gaat in hoger beroep. De Afdeling stelt de overheid in het gelijk. Mogelijk was het anders gelopen, als de ondernemer wel bezwaar en zo nodig beroep had aangetekend tegen de aan de derde verleende vergunning (ABRvS 3 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2151).
Tot op heden is het helaas onduidelijk wanneer een korting of een drempel van toepassing is. Hopelijk komt de werkgroep Nadeelcompensatie binnenkort met duidelijke richtlijnen. De Wet nadeelcompensatie (titel 4.5 Awb) schept ook geen duidelijkheid. Ook na de inwerkingtreding van titel 4.5 Awb is het dus onduidelijk op welke wijze het normaal maatschappelijk risico moet worden ingevuld. Per geval dient een keuze (drempel of korting) te worden gemaakt. Dit is anders als sprake is van een specifieke regeling die bijvoorbeeld een drempel voorschrijft. Is dat niet het geval, dan dient de schadeadviescommissie zowel de drempel als de korting uit te werken. De keuze is immers aan het bestuur.
Regelmatig wordt ons de vraag gesteld of er een maximum geldt voor het hanteren van de 15% omzetdrempel op jaarbasis.Daarbij is allereerst de verordening of beleidsregel van de betrokken overheid van belang. Is hierin geen maximum duur voorgeschreven, dan is het de overheid in beginsel toegestaan om de drempel bij een project dat meerdere jaren in beslag neemt, jaarlijks toe te passen. Dit is anders als de jaarlijks toepassing van de drempel van 15% leidt tot een onredelijke situatie. Hierin ligt een taak voor zowel de ondernemer als de schadeadviescommissie. De ondernemer dient aan te tonen dat een jaarlijkse drempel in zijn geval onevenredig zwaar uitpakt. De schadeadviescommissie zal aan de hand hiervan dienen te onderzoeken of de drempel gerechtvaardigd is dan wel het percentage dient te worden verlaagd.
In Den Haag is een werkgroep onder voorzitterschap van prof. mr. Scheltema, bezig met het ontwikkelen van een handleiding ter invulling van het normaal ondernemersrisico bij wegafsluitingen. Dit is een goede zaak. Het is voor de verzoeker vaak lastig te voorspellen wat de uitkomst van het nadeelcompensatieverzoek zal zijn. Ook overheden worstelen met de invulling van het criterium van het normaal maatschappelijk risico. Een knelpunt dat niet opgelost wordt na de inwerkingtreding van de Wet Nadeelcompensatie. De wetgever heeft het criterium niet nader uitgewerkt. Ook vanuit dat oogpunt is de toekomstige handleiding van belang.
Is de kortingsmethode toegestaan bij meerjarige infrastructurele projecten? (#nadeelcompensatie)5/9/2016
De kortingsmethode is toegestaan bij meerjarige infrastructurele projecten. Voorbeelden hiervan zijn de Afdelingsuitspraken inzake de herinrichting van de binnenstad van Vlissingen en Zoetermeer. Beide herinrichtingen duurden in totaal 4 jaar. De Afdeling acht de kortingsmethode gerechtvaardigd, omdat een ondernemer in een binnenstad nu eenmaal rekening moet houden infrastructurele werken en verkeersmaatregelen die de bereikbaarheid van zijn winkel kunnen beperken. De hoogte van de korting dient afgestemd te worden op de specifieke omstandigheden van het geval ( ABRvS 9 december 2015, ECLI:NL:RVS:3735 en ABRvS 31 oktober 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY1724).
|
Archieven
Oktober 2020
Categories |