Rijkswaterstaat hanteert de 15% omzetdrempel als norm. Dit is een relatief hoge norm en wordt daarom niet gebruikt als sprake is van een uitzonderlijke situatie. Gaat het om groot onderhoud aan een weg dat aanzienlijk lager duurt dan gepland, dan geldt een lagere drempel van bijvoorbeeld 10%. Gaat het om een volledige stremming van een vaarweg, dan kan worden gedacht aan een drempel van 5%. Verder wordt per geval bekeken of een lagere norm gehanteerd dient te worden (zie verder: de toelichting op de Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Milieu 2014).
De Minister wil planschade onder de Omgevingswet beperken door het mininumforfait voor planschade te verhogen van 2% naar 5%. Dat houdt in dat waardevermindering tot 5% als gevolg van een planologische ontwikkeling als bagatelschade wordt aangemerkt en dus niet wordt vergoed. Een verhoging die ten doel heeft om ‘’uitnodigingsplanologie’’ nog beter te kunnen faciliteren. Schades van 5% of meer komen wel voor vergoeding in aanmerking. De Minister laat zich niet uit over de inkomensdrempel van 2% als bedoeld in de Wro. Of een standaarddrempel van 5% gevolgen heeft voor de 15% omzetdrempel is evenmin bekend.
Waardevermindering door een tracébesluit: planschade of nadeelcompensatie? (#nadeelcompensatie)21/7/2016
Voor de beoordeling van schade als gevolg van een Tracébesluit geldt de planschaderegeling als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het is vaste rechtspraak dat de Minister van Infrastructuur en Milieu 2% drempel uit de Wro mag gebruiken voor deze schades. De Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Milieu 2014 met de daarbij behorende drempel van 15% is dus niet toepassing. Deze nadeelcompensatieregeling geldt alleen voor tijdelijke schade.
De gemeente en andere overheden mag een advocaat niet als nadeelcompensatieadviseur benoemen, als die advocaat of een zijn van kantoorgenoten de overheid bijstaat in juridische procedures. Hierdoor wordt de schijn van partijdigheid gewekt. Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1970).
De 15% omzetdrempel is een relatief hoge drempel. Deze drempel is zo hoog dat deze niet snel wordt gehaald. Daarom zien steeds meer gemeenten af van de 15% omzetdrempel. Zo wordt steeds vaker een drempel van 8% in een gemeentelijke verordening of beleidsregel neergelegd. Verwezen wordt naar de gemeenen Amsterdam, Eindhoven, Groningen en Vaals (zie ook ABRvS 15 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1650).
In opdracht van de gemeente Amsterdam, stadsdeel Zuid, wordt hard gewerkt aan de renovatie van de Brandweerbrug en de bouw van de parkeergarage Boerenwetering. De gemeente treft allerlei voorzieningen om de overlast en de hinder voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken (https://www.amsterdam.nl/parkeren-verkeer/parkeergarages/parkeergarage/bouwinformatie/). Dit laat onverlet dat u mogelijk onevenredig veel schade lijdt. In dat geval kunt u aanspraak maken op de Algemene Verordening Nadeelcompensatie. Deze regeling kent procedurele en materiële voorschriften voor de indiening en de onderbouwing van de aanvraag. Heeft u vragen, dan kunt u contact met ons opnemen.
In een recente uitspraak oordeelde de Afdeling dat voor een omzetdrempel van 8% ‘’geen verhoogde motiveringsplicht’’ geldt (ABRvS 15 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1650). Wat voor consequenties dit voor de praktijk heeft, is vooralsnog niet bekend. In ieder geval kan hieruit worden afgeleid dat overheden die een hoger percentage dan 8% hanteren, gehouden zijn deze drempel extra te motiveren. Laat de overheid dit na, dan lopen zij in beroep het risico dat de beslissing op het nadeelcompensatieverzoek geen standhoudt.
Gaat het om omzetschade dan is het gebruikelijk de omzetten in de schadeperiode en die over de drie aan de schadeperiode voorafgegane jaren te overleggen. Op zo’n manier is de overheid in staat om te beoordelen of het werk daadwerkelijk heeft geleid tot een omzetdaling. Mogelijk beschikt de overheid over een verordening. Een voorbeeld hiervan is de algemene nadeelcompensatieverordening van de gemeente Amsterdam. In deze verordening is opgenomen wat de verzoeker moet overleggen. Deze verordening bepaalt tevens dat een bedrag van € 300,- moet worden bepaald. Een bedrag dat terugbetaald wordt als het verzoek wordt toegewezen. Het is dus aan te bevelen informatie in te winnen bij de overheid alvorens de claim in te dienen.
De bezwaarfase heeft niet altijd toegevoegde waarde. Dat is het geval als het nadeelcompensatieverzoek uitgebreid is toegelicht en besproken met de overheid (lees: de deskundigencommissie). In dat soort situaties heeft een behandeling door een bezwaarcommissie in beginsel geen toegevoegde waarde. Voor het overslaan van de bezwaarschriftprocedure is toestemming van de overheid een vereiste. Het verzoek dient bij voorkeur in het bezwaarschrift te worden opgenomen.
Regelmatig bereikt ons de vraag of het recht op nadeelcompensatie afhankelijk is van de vraag of men bezwaar heeft gemaakt tegen het desbetreffende schadeveroorzakende verkeersbesluit. Naar de letter van de wet kan een ondernemer ook zonder hiertegen bezwaar te hebben gemaakt, achteraf aanspraak maken op nadeelcompensatie. Dat houdt echter niet in dat een bezwaarprocedure zinloos is. Mogelijk zijn er alternatieve en minder bezwarende oplossingen mogelijk. In dat geval is het aan te bevelen bezwaar te maken en de alternatieven bespreekbaar te maken. Zo niet, dan kan achteraf alsnog geprobeerd worden de schade te verhalen. De omstandigheden van het geval zijn dus bepalend wat wijsheid is.
Als de gemeente niet tijdig beslist op het verzoek om nadeelcompensatie, dan kan de verzoeker aanspraak maken op een dwangsom wegens niet tijdig beslissen. De dwangsom bedraagt maximaal € 1.620. De gemeente verbeurt niet zo maar een dwangsom. Eerst moet de gemeente schriftelijk in gebreke worden gesteld. Daarna heeft de gemeente nog twee weken de tijd om een beslissing te nemen (Rb. Noord-Nederland 28 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2034).
|
Archieven
Oktober 2020
Categories |