Omzetverlies van 15% of 8% zegt nog niets over de daadwerkelijke schade die de onderneming als gevolg van het werk heeft geleden. Omzetverlies van 15% of 8% wordt in de praktijk echter gelijk gesteld met 15% of 8% inkomensschade. Niets is minder waar. Dat kwam voor het eerst aan de orde in De Wouwse Tol. Het wegrestaurant vocht het besluit waarbij zijn verzoek onder verwijzing naar de 15% omzetdrempel was afgewezen, met succes aan. Hij toonde aan dat de schade veel groter was dan waarvan Rijkswaterstaat was uitgegaan. Rijkswaterstaat werd opgedragen om onderzoek te verrichten naar de rechtvaardiging van het gebruik van een vaste omzetdrempel. Een opdracht dat niet is uitgevoerd. Hierop voorzag de Afdeling zelf in de zaak en verlaagde het drempelpercentage naar 10%. Dit was het percentage dat De Wouwse Tol zelf had voorgesteld. Voor hetzelfde geld was de schade met toepassing van 5% vergoed (ABRvS 28 mei 2014, ECLI:NL:RVS:20141868, Gst. 2014/74, m.nt, Groenendijk en Lagerweij).
Ook op zich normale ontwikkelingen, zoals het versterken van een dijk, kan leiden tot nadeelcompensatie. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Afdeling van 29 januari 2014. Een poffertjeskraam is slecht bereikbaar gedurende de uitvoering van een dijkversterkingsplan. De exploitant van de poffertjeskraam verzoekt de overheid om nadeelcompensatie. De schade wordt voor 70% vergoed (ABRvS 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:226).
Ook op zich normale ontwikkelingen, zoals het versterken van de kust, kan leiden tot nadeelcompensatie. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Afdeling van 22 mei 2013. In deze zaak gaat het om het volgende. De houder van een strandpaviljoen diende haar strandtent eerder dan gebruikelijk verwijderen en kon deze later dan gebruikelijk herplaatsen als gevolg van het versterken van de kust. Het Hoogheemraadschap van Rijnland kende de strandpaviljoenhouder € 51.939,- aan nadeelcompensatie toe (ABRvS 22 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA0641).
Nee. Zolang de Wet nadeelcompensatie niet in werking is getreden, is de bestuursrechter niet de exclusieve nadeelcompensatierechter. Tot dat moment is de bestuursrechter of de burgerlijke rechter bevoegd om te oordelen over de afwijzing van het verzoek om nadeelcompensatie. Over de vraag wie bevoegd is, worden regelmatig procedures gevoerd. Een voorbeeld is de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2015. De benadeelde krijgt in hoger beroep te horen dat bij de bestuursrechter aan het verkeerde adres is (ABRvS 8 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2153). Wilt u meer weten? Neem dan contact met ons op.
De Stichting De Maasveren lijdt omzetverlies van 3,5% als gevolg van reconstructiewerkzaamheden. De provincie Noord-Brabant acht het niet maatschappelijk verantwoord om deze schade voor rekening en risico van Maasveren te laten. De schade wordt vergoed met een korting van 25%. In totaal ontvangt Maasveren een bedrag van
€ 21.391,- aan nadeelcompensatie (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 7 april 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1264). Heeft de overheid een nadeelcompensatieverordening of beleidsregel die de drempel- of de kortingsmethode voorschrijft, dan bestaat er een zekere mate van voorspelbaarheid. Dat is anders als de overheid niet over een specifieke nadeelcompensatieregeling beschikt. In dat geval kan de overheid kiezen voor de drempelmethode die veelal nadelig uitpakt voor de ondernemer. Voor hetzelfde geld kiest de overheid voor de kortingsmethode en heeft de ondernemer eerder recht op nadeelcompensatie. Hopelijk komt de Werkgroep Nadeelcompensatie onder leiding van prof. M.W. Scheltema op korte termijn met duidelijke richtlijnen.
Daalt de waarde van een woning of appartement als gevolg van dijk-of kustversterkingswerkzaamheden, dan kan men de overheid verzoeken om nadeelcompensatie. Een voorbeeld hiervan is de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2015. De eigenaar van een woning werd geconfronteerd met een dijkverhoging waardoor hij geen uitzicht meer had over het Markermeer. Het hoogheemschap wees het verzoek om nadeelcompensatie af. In hoger beroep voerde de eigenaar aan dat hij onevenredig is getroffen, omdat de dijk precies voor zijn woning 45 cm hoger is. De Afdeling gaat echter hierin niet mee. Uit het rapport van de door het hoogheemraadschap ingeschakelde taxateur blijkt dat een dergelijke plaatselijke verhoging niet uitzonderlijk is. Daaraan voegt de Afdeling toe dat een dijkhoogte van 4,64 meter ook niet als uitzonderlijk kan worden aangemerkt (ABRvS 8 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2108).
Lijdt een ondernemer omzetschade door een verkeersbesluit, dan kan hij kiezen tussen twee mogelijkheden. Ten eerste kan hij bezwaar maken tegen het verkeersbesluit. Het indienen van een bezwaarschrift is gebonden aan een termijn. Het bezwaar moet binnen zes weken worden ingediend bij de overheid die het verkeersbesluit heeft genomen. De tweede mogelijkheid is het verhalen van de schade. In dat geval dient hij de overheid te verzoeken om nadeelcompensatie. Verzoeken om nadeelcompensatie zijn niet gebonden aan de zes weken termijn. Wel moet het verzoek binnen vijf jaar na dato te worden ingediend (= verjaringstermijn).
Overheden mogen voor de beoordeling van de vraag of de schade voor nadeelcompensatie in aanmerking komt, gebruik maken van de 2% drempel als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Overheden zijn daartoe niet verplicht. De keuze is aan hen. In ieder geval is het vaste rechtspraak dat bestuursorganen ten aanzien van het normaal maatschappelijk risico aansluiting mogen zoeken bij de 2% drempel, die in planschadezaken wordt gehanteerd.
Voor de behandeling en de beoordeling van een verzoek om nadeelcompensatie is een nadeelcompensatieverordening niet vereist. Ook de nieuwe nadeelcompensatieregeling in de Algemene wet bestuursrecht verplicht de gemeenten niet om een verordening vast te stellen. Heeft de gemeente grootse plannen en verwacht men veel nadeelcompensatieclaims, dan is het wel aan te bevelen om een specifieke regeling te treffen. Voorbeelden hiervan zijn de gemeentelijke verordeningen voor de verbouwing van het Centraal Station te Rotterdam en de aanleg van de Noord/Zuidlijn te Amsterdam.
Vele gemeenten roepen op voorhand dat het verzoek om nadeelcompensatie dient te worden afgewezen. Wellicht omdat men bang is voor precedentenwerking. Deze vrees is onterecht. Wordt het verzoek van ondernemer X toegewezen, dan houdt dit niet dat ondernemer Y ook recht heeft op schadevergoeding. Elke claim moet per geval worden beoordeeld. En mogelijk is slechts één ondernemer uit de straat onevenredig zwaar is getroffen door het werk. Vrees voor precedentenwerking is hoe dan ook geen gerechtvaardigde reden om een claim af te wijzen.
|
Archieven
Oktober 2020
Categories |